Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen
In de Nieuwsflits van 20 december 2016 (Nieuwsflits nr. 20/2016) meldden wij dat de Eerste Kamer het verzoek van de Staatssecretaris Wiebes van Financiën om de stemming over het wetsvoorstel ‘Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen’ (Wet uitfasering PEB) uit te stellen had ingewilligd.
Het wetsvoorstel is vorig jaar door de Tweede Kamer aangenomen, maar nog niet behandeld door de Eerste Kamer. Wiebes trok de wet in december te elfder ure terug. De aftrekmogelijkheid van de toekomstige indexaties op het moment van afkoop of omzetting – nog bevestigd in een memorie van antwoord – zou de overheid miljarden aan belastinggeld kosten, zo hadden experts gewaarschuwd.
De staatssecretaris liet daarna een onderzoek doen. Daaruit kwam het volgende naar voren: “De conclusie van dit onderzoek is dat het in het wetsvoorstel voorgestelde artikel 34e van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) aftrek van de lasten van de toekomstige indexatie op het moment van afkoop of omzetting uitsluit, waardoor ook de budgettaire derving zich niet kan voordoen. In het hiervoor genoemde antwoord in de memorie van antwoord is abusievelijk geen rekening gehouden met deze bepaling, waardoor ten onrechte de suggestie is gewekt dat een dergelijke aftrek wel mogelijk is.”
Directeuren-grootaandeelhouders (DGA) zullen onder de nieuwe pensioenwetgeving bij afkoop van pensioen in eigen beheer derhalve niet ineens alle toekomstige indexaties kunnen aftrekken.
De beperking in het genoemde artikel vindt Staatssecretaris Wiebes echter te streng. Het volledig uitsluiten van de aftrek is ongewenst omdat het een kleine groep van rond de 6% van de DGA’s treft, die reeds een actiefpost op de fiscale balans hebben opgenomen voor toekomstige indexaties, vanwege het bij een externe BV onderbrengen van de pensioenverplichting. Middels een Novelle wordt nu voor die groep alsnog de mogelijkheid geboden de actiefpost ineens ten laste van de fiscale winst te brengen (bij afkoop) dan wel in jaarlijkse termijnen tot de leeftijd van 87 jaar (bij omzetting in een oudedagsverplichting).
Nieuwsflits nr. 3, 24 januari 2017