Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW
Eerder berichtten wij over de brief d.d. 24 januari jl. van de Staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), waarin zij de contouren van de AOW-overbruggingsregeling beschrijft. Met het naar de Staten-Generaal sturen van de (concept-)ministeriële regeling “Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW”, geeft zij nadere invulling aan de overbruggingsregeling.
De AOW-overbruggingsregeling beoogt voor mensen die op of voor 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een VUT- of prepensioenregeling (of een vergelijkbare regeling) en zich niet hebben kunnen voorbereiden op de voor hen geldende verhoging van de AOW-leeftijd, compensatie te bieden voor inkomensverlies tussen het einde van de VUT- of prepensioenregeling en de verhoogde AOW-leeftijd. De regeling dient voor hen die overwegend zijn aangewezen op de AOW, voor deze periode een overbruggingsuitkering te bieden.
Enerzijds heeft de (concept-)regeling de kenmerken van een minimumvoorziening (zie hieronder bij de inkomens- en vermogenstoets). Anderzijds heeft de overbruggingsregeling kenmerken van de AOW:
- dezelfde normensystematiek als de AOW (individueel recht, uitkeringsnormen die gekoppeld zijn aan bepaalde huishoudensamenstelling);
- een partnertoeslag (overeenkomstig de AOW vervalt ook in deze overbruggingsregeling de partneruitkering voor mensen die na 1 april 2015 de pensioengerechtigde leeftijd bereiken);
- de hoogte van de uitkering is afhankelijk van het aantal verzekerde jaren voor de AOW.
Tot de doelgroepen voor de AOW-overbruggingsregeling behoren:
A. Mensen die aan het einde van hun op of voor 1 januari 2013 ingegane VUT-, prepensioen-, overbruggingspensioenregeling of regelingen op basis van functioneel leeftijdsontslag, te maken krijgen met inkomensverlies door de geleidelijke verhoging vanaf 1 januari 2013 van de AOWleeftijd. Dit inkomensverlies wordt veroorzaakt doordat deze uitkeringen eerder eindigen dan dat het recht op AOW begint.
B. Mensen met andere inkomensvoorzieningen die op 1 januari 2013 reeds lopen en welke eindigen op 65 jaar:
– (voormalig) zelfstandigen met een arbeidsongeschiktheidsverzekering;
– diegenen met een private Anw-hiaatverzekering of -pensioen;
– diegenen met een private WIA/WGA-verzekering;
– diegenen met een lijfrente die een relatie heeft met de beëindiging van een dienstverband;
– diegenen met een levensloopuitkering;
– diegenen met een aanvullend pensioen dat al loopt en dat op 65-jarige leeftijd wordt verlaagd in de verwachting dat de AOW het gat opvult.
Om onder de doelgroep te vallen, moet aangetoond worden dat er daadwerkelijk een inkomensverlies optreedt. Om vervolgens voor een overbruggingsuitkering in aanmerking te komen, dient te worden voldaan aan twee toetredingsvoorwaarden:
- Inkomenstoets
Om toegang te krijgen tot de AOW-overbruggingsregeling wordt eenmalig het inkomen getoetst van de rechthebbende en zijn partner. Het inkomen waarbij er recht bestaat op de overbruggingsregeling bedraagt maximaal 150% van het wettelijk bruto minimumloon. Het toetsingsmoment voor de (entree-) inkomenstoets vindt plaats in de zesde kalendermaand voorafgaand aan de maand waarin iemand 65 jaar wordt (de zogeheten ‘peilmaand’). Aan de hand van het inkomen in die maand wordt getoetst of dit hoger of lager is dan 150% van het in die toetsingsmaand geldende wettelijk minimumloon.Onder inkomen wordt verstaan het inkomen uit arbeid, uit sociale zekerheidsuitkering, VUT- of prepensioen, aanvullend pensioen of winst uit onderneming. Andere inkomensbestanddelen (alimentatie, inkomen uit huur) worden buiten beschouwing gelaten. Daarnaast tellen eenmalige inkomsten zoals een dertiende maand of een bonus niet mee voor het bepalen of iemand aan de 150% inkomensgrens voldoet.
- Vermogenstoets Om toegang te krijgen tot de overbruggingsregeling wordt eenmalig het vermogen getoetst van de rechthebbende en zijn partner. Onder vermogen wordt verstaan het saldo van de waarde van de bezittingen verminderd met de waarde van de schulden. Onder bezittingen wordt ondermeer verstaan bank- en spaartegoeden, aandelen, obligaties en een tweede woning. Niet tot de bezittingen wordt gerekend de eigen woning die het hoofdverblijf is en het pensioenvermogen. Er wordt aangesloten bij de definitie van het box 3-vermogen in de Wet Inkomstenbelasting 2001. Het heffingvrije vermogen uit box 3 bedraagt € 21.139,– per persoon (2013). Het aanwezige vermogen wordt getoetst op 1 januari van het jaar waarin iemand de leeftijd van 65 jaar bereikt.De AOW-overbruggingsregeling is een tijdelijke regeling en geldt tot ultimo 2018. Dit betekent dat de laatste instroom in de regeling zal plaatsvinden in dat jaar. Vanaf 2019 mag (in ieder geval volgens de Staatsecretaris SZW) worden verwacht dat men voldoende voorbereidingstijd heeft gehad om zelf het inkomensverlies op te vangen. Zoals bekend, zal de AOW-overbruggingsregeling worden uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank.
Bron: http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/szw/documenten-enpublicaties/besluiten/2013/03/22/concept-ministeriele-regeling-tijdelijke-regelingoverbruggingsuitkering-aow.html?ns_campaign=nieuwsbrief-ministerie-van-sociale-zaken-enwerkgelegenheid–&ns_channel=nb
Nieuwsflits nr. 12, 5 april 2013